Een afgestudeerd docent BKV Arnhem aan het woord
‘Visiebehoud in het werkveld’, dat is de titel van de scriptie die Hannah Willemsen mij overhandigt in juni 2017, vlak voor haar afstuderen als docent Beeldende Kunst en Vormgeving in Arnhem. Ik spreek haar een paar maanden later op een mooie herfstdag. We praten over haar eerste ervaringen als leraar op een middelbare school ‘deep down’ in de Achterhoek. Ze stelt zichzelf de taak de brave, beschermde kinderen op deze school gek van kunst te maken. Lukt dat? En hoe zit het met dat visiebehoud? Hoe laveert ze tussen kleine lokalen, orde houden, cijfers inleveren, curriculum, lessen van vijftig minuten en haar ideaal van betekenisvol kunstonderwijs? Wat neemt ze mee van haar opleiding?
Enthousiasme en openstaan voor het nieuwe
1
Een eindstage in de afstudeerfase van DBKV waarin de student een jaar lang helemaal zelfstandig functioneert en een aantal eigen klassen lesgeeft.
Hannah: De start van dit schooljaar als ‘echte’ docent is anders dan bij mijn LIO-stage1 vorig jaar. Ik was toen nogal onder de indruk van mijn begeleider. Ik voelde me erg onzeker over alles wat ik deed in de les. Had het idee dat ik veel verkeerd deed, want daar leek mijn begeleider erg veel nadruk op te leggen.
Nu gaat dat anders. Ik ben aangenomen vanwege mijn enthousiasme. Omdat ik opensta voor nieuwe educatievormen, voor nieuwe kunst. Ze zien wat ik allemaal heb uitgeprobeerd bij mijn LIO-stage en dat ik hart en aandacht voor leerlingen heb.
Dat geeft vertrouwen en ik begin vol goede moed aan mijn eerste baan.
Blik op de wereld en de kunst verbreden
De leerlingen van mijn school komen uit gezinnen van het platteland, uit kleine dorpjes. Juist voor deze kinderen is het belangrijk dat ze zelf op onderzoek gaan en een eigen mening vormen. Ik vind dat ze erg beschermd zijn opgevoed, en dat ze op school erg aan het handje gehouden worden. Daar kan ik niet zo goed tegen. Nu al verantwoordelijkheden geven, dat vind ik belangrijk.
Dat vind ik ook belangrijk voor mijn leerlingen: dat zij kennis maken met kunst die niet zo voor de hand ligt, waar je over na moet denken, die ongemak veroorzaakt
Ik herken dat opgroeien in een dorp van mezelf. De sfeer van dat kleine, dat beschermde, dat burgerlijke, de regels die daarbij horen. De vrijgezellenfeesten, het huisje dat gekocht wordt op je tweeëntwintigste, het fulltime werken. Nu wil ik leerlingen meer van de wereld laten zien. Ik heb dat zelf ook nodig gehad. Bij DBKV zeiden ze dat ik mijn vleugels uit moest slaan, dat ik uit mijn ouderlijk dorp weg zou moeten gaan. Niet dat ik dat advies nou direct heb opgevolgd, maar hierdoor heb ik mijn blik op de kunst en de wereld wel verbreed.
Dat vind ik ook belangrijk voor mijn leerlingen. Dat zij kennis maken met kunst die niet zo voor de hand ligt, waar je over na moet denken, die ongemak veroorzaakt.
Samen nadenken over controversiële kunst
Ik laat bijvoorbeeld aan een 4-havo-klas een aflevering van Kunstlicht zien over controversiële kunst waarin heftige beelden worden getoond, zoals het pistooltje van Joanneke Meester dat zij bekleedt met haar eigen huid. Je ziet dat haar buik opengesneden wordt en dat een stuk huid wordt weggehaald door een chirurg. Vervolgens zie je dat ze dat pistooltje van haar eigen huid aan het naaien is. Dat de kunstenaar het ten slotte op sterk water zet om het tentoon te stellen. Dat alles vinden leerlingen heel erg raar.
Ik zeg dat ze niet hoeven te kijken; ze mogen zich omdraaien, maar ze moeten wel luisteren. Dat leverde veel commentaar op en ook afschuw; er kwam veel bij ze naar boven, wat logisch is. De volgende les heb ik het daar dan over: wat is dat voor een kunst, waarom is het controversieel, waarom zou een kunstenaar dat doen? Ik leg dingen uit, maar vraag de leerlingen ook wat zij voor mogelijke betekenissen zien.
Of het werk van de kunstenaar Jordan Wolfson. Zijn werk vinden leerlingen ook schokkend, met die robotachtige poppen die door een ruimte worden geslingerd. Ik toon een fragment over hem bij De Wereld Draait Door en een documentaire van de site van het Stedelijk Museum.
Een collega vindt zo’n documentaire wat langdradig voor de leerlingen. Maar ik vind dat leerlingen uit havo 4 dat moeten kunnen opbrengen. We hebben het over de kunstwereld en hoe die in elkaar zit, de conceptuele insteek, dat het niet alleen maar leuk hoeft te zijn.
Daarmee overtuig ik mijn collega. Ik wissel het kijken naar zo’n documentatie over Wolfson af met een activerende opdracht. Met grote papieren op tafel vraag ik de leerlingen om betekenissen, associaties, ideeën en gevoelens die het werk bij hen oproept op te schrijven, of te schetsen. En dat wissel ik dan weer met hen uit.
Met kunst leer je vanuit meerdere perspectieven naar de werkelijkheid kijken; kunst opent een heel scala van mogelijkheden
Leren kijken vanuit meerdere perspectieven
Naast die kennismaking met minder vanzelfsprekende kunst, moeten leerlingen een grote eigen inbreng in het creatieve proces krijgen. Ze moeten zichzelf kunnen uiten, moeten zichzelf kunnen verwoorden en hun mening over kunst naar voren durven brengen. Als kunstvakdocent vind ik het belangrijk dat ik dát overdraag. Je mening onderbouwen, daar gaat het mij om. Daar is het vak CKV heel geschikt voor. Met kunst leer je vanuit meerdere perspectieven naar de werkelijkheid kijken; kunst opent een heel scala van mogelijkheden.
Inhoudelijk open, in de vorm gestructureerd
Bij een vak als CKV hebben we alle leerlingen van de school, dat vak moet je heel serieus en krachtig neerzetten. Ik geef schrijfopdrachten waarin de leerlingen moeten onderbouwen waarom ze een bepaalde mening over kunstwerken hebben. Dat organiseer ik heel gestructureerd. Leerlingen bevragen elkaar in tweetallen naar hun eigen kunstzinnige voorkeuren en schrijven dat vervolgens op. Inhoudelijk is dat open en vrij, in de vorm is het behoorlijk gestuurd. Dat werkt goed voor een havo-4-klas met achttien jongens die niets met kunst hebben. Je moet duidelijk zijn in wat je van de leerlingen verwacht. Ik heb een formeel stramien en daarbinnen laat ik hen behoorlijk vrij.
Het is mooi om te zien dat leerlingen op die manier goed gaan kijken en interpreteren. Bijvoorbeeld dat een leerling aan een werk van Escher de thematiek van reïncarnatie en levensloop kan koppelen, dat hij daar zelf mee komt. Op die leeftijd, terwijl hij zegt niks met kunst te hebben… Daar word ik blij van.
Leerlingen verbinden graag criteria als kleurgebruik en of het wel of niet lijkt, aan de kwaliteit van een kunstwerk. Dat bespreek ik dan met de hele klas om een bewustwordingsproces op gang te brengen. Waarom moet kunst eigenlijk altijd vrolijk en realistisch zijn?
Ik bespreek gehanteerde criteria met de hele klas om een bewustwordingsproces op gang te brengen
Wij leerden variëren met werkvormen
Het lijkt misschien heel schools, al die werkvormen die ik inzet. Ik denk bij de voorbereiding na hoe ik zo’n les vorm ga geven. Want ik ga niet zomaar voor de klas staan en iets bedenken. Daar worden lessen saai en betekenisloos van.
Bij onze opleiding zijn we getraind in het variëren met werkvormen. Hoewel ik het zelf best fijn vind om gewoon ouderwets les te krijgen en te luisteren naar iemand, vind ik het vervelend en inefficiënt om alleen maar op die manier informatie aan een hele groep over te dragen. Als leerlingen zelf gaan onderzoeken, dan wordt het interessant onderwijs. Ik merk dat ik daarbij dan wel graag informatie aandraag en inspireer. Maar zelf ontdekken, bedenken en onderzoeken, dat blijft echt heel belangrijk.
En als ik achterloop in mijn kennis, bijvoorbeeld van theater en dans, dan bel ik een oud collega-student van de interfaculteit waar ik nog veel contact mee heb, die geeft dan ideeën en tips. Die interdisciplinaire contacten zijn fijn en belangrijk voor mijn lessen.
Dicht bij de leerling
Ik denk dat ik nog dicht bij de leefwereld van de leerling sta. We werken nu bijvoorbeeld met het thema: Herkenning en Vervreemding. Ik gebruik dan muziek uit de Top 40 en bespreek met leerlingen de videoclips die daarbij horen; die clips zijn soms van zo’n andere, verrassende orde dat het leuk is om daar met leerlingen over te spreken. Waarom die clips vreemd zijn, of je dan al van vervreemding kunt spreken. Zo sla ik makkelijk een brug naar meer experimentele kunst.
Daarbij ben ik niet bang om fouten te maken. Ik durf me kwetsbaar op te stellen. Dat zelfvertrouwen heb ik, denk ik, gekregen door mijn LIO-stage. Ik heb een heel jaar meegedraaid op mijn stageschool, van excursies tot rapportbesprekingen, van ouderavonden tot de open dag. Ik ben tegen allerlei praktische problemen aangelopen. Hoe, waar en wanneer leg ik spullen klaar, hoe maak ik een realistische planning van een les, hoe voorkom ik een ellenlange rij aan mij bureau, hoe ga ik om met de elektronische leeromgeving?
Maar vooral ook in de omgang met leerlingen heb ik kunnen oefenen. Hoe maak ik het sfeervol in de les en bewaak ik toch mijn grenzen?
Stage als veilige leeromgeving
Ik heb tijdens mijn LIO-stage het lesgeven in een betrekkelijke veilige context kunnen oefenen. Ik mocht op mijn bek gaan. Je wordt intensief begeleid door de begeleiders op de stageschool en de opleiding. Je probeert dingen uit en reflecteert daar steeds weer op. Wat ging goed en wat kan er beter? Ik zie het als een grote proeftuin waar ik me goed heb kunnen ontwikkelen. Een goed fundament, ik voel me inderdaad: startbekwaam.