Molab

ICT in het muziekonderwijs: Docent Muziek Enschede

De opleiding Docent Muziek in Enschede is in studiejaar 2017 — 2018 gestart met een nieuw curriculum waarin technologie en ICT een centrale rol spelen. Zo is voor het derde studiejaar het nieuwe programmaonderdeel Molab (muziekonderwijs laboratorium) ontwikkeld, waarbij studenten onderzoeken hoe zij met digitale technologie muziekonderwijs op de basisscholen en in het voortgezet onderwijs kunnen innoveren. Douwe en Nienke, inmiddels vierdejaars studenten, behoorden tot de experimenteergroep die afgelopen jaar deelnam aan de pilot-module Molab. Zij blikken terug, waarbij hun kritische houding ten aanzien van ICT en technologie plaats maakt voor enthousiasme: “Leerlingen van nu hebben een wereld aan media in hun broekzak. Daar maken we binnen de muziekles graag gebruik van.”

Nieuwe terreinen verkennen

Nienke: Wij waren de eerste klas die Molab op het programma had staan. Ik dacht dat we met digitale muziekprogramma’s zouden gaan oefenen. Maar dat bleek niet het geval te zijn. Toen we de eerste les binnenkwamen, stond er een plat, zwart apparaat klaar, met grote knoppen. We kregen als opdracht om in kleine groepjes te onderzoeken of dit apparaat, de Push, iets zou kunnen opleveren voor het muziekonderwijs. Ik wist niet goed wat ik hiermee moest; ik had het apparaat weleens gezien bij het tv-programma Zondag met Lubach maar had er nooit mee gewerkt. Wel wist ik door Lubach dat je geluiden aan de knoppen kan koppelen.

Het duurde een tijdje voordat de bedoeling van Molab voor mij duidelijk werd; ik was niet direct enthousiast. Nu zie ik dat het draait om onderzoek: dat je leert om zelfstandig nieuwe terreinen verkennen. Dat is erg belangrijk voor een muziekdocent, want die moet constant bijblijven, vooral op het gebied van technologie. Als je een bepaald computerprogramma beheerst, kan dat morgen alweer verouderd zijn. Alles verandert razendsnel.

Fotograaf: Benno Spieker

Muziekhoek voor kleuters

Met mijn groepje ben ik gaan onderzoeken of de Push iets zou kunnen betekenen voor kleuters. Misschien zouden we hem kunnen inzetten om kleuters bewust te maken van verschillende klanken en geluiden om hen heen. Klankexploratie was dus ons uitgangspunt.

Kleuters zijn mijn favoriete doelgroep. Muziek is nog iets vanzelfsprekends voor hen en vrijwel iedere kleuter houdt van zingen en muziek. Maar vreemd genoeg heeft lang niet elke kleuterklas een muziekhoek. Geluidsoverlast schijnt een probleem te zijn. Op de Push kun je een koptelefoon aansluiten, dus die leek me wel geschikt om in een muziekhoek te zetten, zodat kinderen ermee kunnen experimenteren zonder dat de klas er last van heeft.

We hebben met het groepje een klankverhaal van Jip en Janneke voor de Push gemaakt, het verhaal waarin het hondje Takkie kwijtraakt. Daarvoor hebben we placemats ontwikkeld met illustraties van Fiep Westendorp die je over de knoppen kunt leggen. Wij hadden de knoppen voorzien van samples, dus als de kinderen op de afbeeldingen drukken horen ze allerlei geluiden. Ze kunnen zo op verschillende manieren door het verhaal gaan. Als een kind bijvoorbeeld op de afbeelding van de toeter drukt, die Jip voor zijn mond houdt, hoor je Jip heel hard ‘Takkie’ roepen.

Leerlingen van nu hebben een wereld aan media in hun broekzak. Daar maken we binnen de muziekles graag gebruik van.

Verbindingen met andere disciplines

Het zou natuurlijk leuk zijn als de kinderen zo’n verhaal zelf kunnen uitbreiden, veranderen, of nieuwe geluiden kunnen toevoegen. Nog mooier zou het zijn als ze zelf geluiden kunnen opnemen en die aan het apparaat kunnen koppelen, om hun eigen klankverhaal te maken. Dat zou hun auditieve ontwikkeling en creativiteit pas echt stimuleren. Maar om zo’n functie voor de Push te ontwikkelen heb je veel technische kennis nodig, bijvoorbeeld van programmeren. We kunnen tijdens onze opleiding veel, maar niet alles, dus moeten we die kennis buiten de deur zoeken. Daarom hebben we studenten van de Universiteit Twente uitgenodigd die deze technische kennis wel hebben. We hebben ons placemat-prototype aan hen gepresenteerd en een van de studenten was zo enthousiast dat ze nu bezig is om ons idee technisch verder uit te werken. Ze ontwikkelt een eenvoudig te bedienen apparaat waarmee kleuters geluiden kunnen ‘vangen’ en in de Push kunnen zetten.

Verder hebben we de verhalen-placemats besproken met docenten van de Pabo. Ook zij waren heel positief. De Push is een solide apparaat, dat niet snel kapot gaat. Je kunt er met een paar kinderen tegelijk omheen staan. Volgens basisschoolleerkrachten zou het inderdaad zeer goed bruikbaar zijn voor de muziekhoek. Binnen Molab leren we dus ook op zoek te gaan naar specialisten buiten ons eigen vakgebied. Als we bepaalde kennis nodig hebben, gaan we verbindingen aan met andere disciplines. Als muziekdocent hebben we immers ook een specialisatie waarin andere vakgebieden mogelijk geïnteresseerd zijn. We werken steeds meer samen met basisschoolleerkrachten om de muzikale ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Onze rol is dan eerder die van consulent dan van docent. Daar is steeds meer vraag naar.

Muziek-apps voor tieners

Douwe: Tijdens Molab heb ik mij vooral gericht op muziek-apps voor het voortgezet onderwijs. Eerlijk gezegd was ik sceptisch over een prominente rol van ICT in het muziekcurriculum. Tieners zitten al zoveel achter schermpjes. Voor mij is het fysieke aspect van muziek maken juist zo wezenlijk. Het gevoel van je vingers op de gitaarsnaren, het trillen van de klankkast… dat vormt een belangrijk onderdeel van de muzikale ervaring. Op een computer of iPad bestaat er geen logische samenhang tussen wat je fysiek doet en het geluid dat je hoort; dat vind ik een gemis. Maar ik realiseer me dat mijn eigen muziekervaring niet maatgevend hoeft te zijn voor mijn leerlingen. Misschien ervaren jongeren nu muziek wel anders dan tien jaar geleden. Dan is het mijn taak om daar als docent zo goed mogelijk op aan te sluiten.

Op sommige scholen spelen maar weinig leerlingen een instrument. Veel ouders vinden muziekles te duur en misschien is het ook niet zo aantrekkelijk voor kinderen van deze tijd. Het vraagt veel tijd en geduld voordat je met een instrument uit de voeten kunt.

In onze informatiemaatschappij is het moeilijk om je aandacht lang achtereen op één ding te richten. Ik las dat mensen tegenwoordig per dag net zoveel visuele prikkels te verwerken krijgen als vijftig jaar geleden in een half leven. Ik weet niet of dat klopt, maar tijdens mijn stages merk ik wel dat de leerlingen een korte concentratieboog hebben. Ze willen snel succes, anders haken ze af.

Ik probeer hun daarom binnen een korte tijdspanne toch een muziekervaring te bieden. Daarvoor maak ik regelmatig gebruik van apps op de iPad. Daar zit vaak een spelelement in, dat vinden leerlingen leuk, dat houdt de aandacht vast. Je kunt er bijvoorbeeld punten mee verdienen. De meeste apps zijn interactief en vertellen je wanneer je iets goed of fout doet, wat handig is als je bijvoorbeeld noten of akkoorden wilt leren spelen. Het grote voordeel van dit soort apps is dat leerlingen zelfstandig en op hun eigen tempo en niveau kunnen werken vanwege de controlefunctie. Ze kunnen de apps downloaden op hun telefoon en er thuis verder mee aan de slag.

Er zijn ontzettend veel muziek-apps in omloop; ik hoef dus geen app-ontwikkelaar te worden. Maar het is wel belangrijk om het kaf van het koren te scheiden, of om de app een beetje aan te passen, want lang niet alles is bruikbaar voor het onderwijs. Dat zelfstandig op zoek gaan naar digitale hulpmiddelen, deze selecteren en eventueel aanpassen aan je eigen muziek-educatieve eisen is een belangrijk leerdoel bij Molab.

Fotograaf: Benno Spieker

Creativiteit bevorderen

Tijdens mijn stage vorig jaar heb ik een goede app voor liedbegeleidingen gebruikt die ik zelf weleens inzet om gitaarsolo’s te repeteren. Als leerlingen een begeleidingsband zoeken voor een nummer dat ze willen zingen, komen ze vaak terecht bij karaoke-begeleidingen op YouTube. Maar die begeleidingen zijn meestal alleen beschikbaar in één toonsoort en dat kan voor hun stem te hoog of te laag zijn. Met deze app kun je gemakkelijk transponeren, zodat de begeleiding geschikt is voor jouw stembereik. Een ander voordeel is dat je verschillende muziekstijlen kunt instellen.

Ik gaf leerlingen de opdracht een zelfgekozen nummer met behulp van de app in een andere stijl uit te voeren. Ze kunnen dan de ‘feel’ van verschillende begeleidingsmanieren ontdekken. In de eerste of tweede klas hebben ze vaak niet de vaardigheden om die stijlen zelf te spelen, maar op deze manier kunnen ze toch musiceren en daarbij iets van zichzelf inbrengen. Ze leerden veel over de timing en tekstplaatsing. Als je bijvoorbeeld een reggae- of samba-begeleiding voor Blackbird van de Beatles maakt, moet je heel anders zingen dan in de originele versie. Bij reggae wordt de melodie puntiger. Sommige leerlingen pasten hun accent zelfs aan. Op zo’n manier voegt ICT iets toe, en gebruik ik de iPad om muzikale creativiteit te stimuleren.

Altijd een plan B

Toch is het niet altijd efficiënt om gebruik te maken van ICT. Het betekent vaak dat je lessen dubbel moet voorbereiden en een plan B moet hebben: naast een digitale een analoge variant. Het komt namelijk nogal eens voor dat internet niet goed werkt, of dat je ineens wordt ingeroosterd in een lokaal zonder digiboard, met alleen een piano. De faciliteiten verschillen ook enorm per school. Als muziekdocent moet je je lessen altijd aanpassen aan de plaats waar je werkt.

Tijdens mijn stage op een montessorischool maakte ik bijvoorbeeld gebruik van appjes waarmee leerlingen zelfstandig in bandjes konden oefenen. Ik verdeelde de klas dan in groepjes, die in verschillende studio’s naast het klaslokaal aan de slag gingen. Leerlingen konden elkaar helpen en kregen feedback via de app, op verschillende niveaus.

Nu zie ik dat het draait om onderzoek: dat je leert om zelfstandig nieuwe terreinen te verkennen

Maar nu loop ik stage op een meer traditionele school. Daar heb ik veertig leerlingen in onder- en bovenbouw. Er zijn maar drie studio’s, veel te weinig voor een klas. Ik werk dus voornamelijk klassikaal, met de beamer. Dan heb je een andere aanpak nodig. Ik vind dat niet erg; op klassikaal gerichte scholen ontwikkelen leerlingen weer andere vaardigheden, zoals concentratie, door met z’n allen naar één muziekstuk te luisteren.

Mobieltjes

Leerlingen van nu hebben allemaal een mobieltje in hun broekzak. Daar maak ik graag gebruik van, bijvoorbeeld als ze een muziekfragment moeten leren opschrijven. Vroeger had de muziekdocent maar één tape daarvoor en die speelde hij dan twee keer af. Maar dat is niet voldoende voor iedereen. Nu kunnen ze als dat nodig is het fragment vaker beluisteren. Ook voor de leerdoelen componeren en improviseren laat ik ze van tevoren iets inladen in hun mobieltje; dat helpt om minder snel foute noten te spelen. Muziek schrijven is voor mij de manier om muziektheorie te leren. Wat eerder droge theorie was, wordt ineens veel leuker. Het werkt beter als je zelf iets creëert en dan terug redeneert waarom je het zo hebt gedaan, wat je anders had kunnen doen. Dus, analyseren vanuit het maken.

Het blijkt steeds weer essentieel dat ik me kan aanpassen aan nieuwe en onvoorziene situaties. Ik vind dat wel leuk, het betekent dat ik me continu moet blijven ontwikkelen. Daar worden we bij modules als Molab goed op voorbereid.