Een onderzoek binnen de internationale master Art Education
Caro de Feijter studeert in juni 2017 af aan de IMAE, International Master of Art Education, met een bijzonder project. Ze ontwikkelt rituelen om mensen te helpen een verlieservaring te verwerken. Niet door met hen te praten. Maar door de kring rond deze mensen handvatten te bieden om het gesprek over heftige levenservaringen te voeren. Een doos met theezakjes, een gebroken kopje brengt het gesprek over de verlieservaring op gang.
Het project is een voorbeeld van wat IMAE beoogt volgens John Johnston, hoofd van het programma: iets teweegbrengen, een interventie doen, door middel van een kunstwerk – een theedoos en een performance – een sociale verandering tot stand brengen.
Juni 2017, afstudeertentoonstelling IMAE
Leontine Broekhuizen neemt deel aan de performance waarmee Caro afstudeert.
Leontine: Ik zit in een hokje met Caro de Feijter. Tegenover haar in een kleine ruimte. Caro wijst me op kleine potjes met een schroefdeksel, er zit thee in. Of ik eraan wil ruiken. Ik herken onmiddellijk de sterk geparfumeerde geur van Earl Grey.
Caro vraagt of ik iets wil schrijven op het label. Iets dat ik aan iemand wil laten weten. Ik schrijf: “Jacq, Rolf, doet deze thee jullie ook zo denken aan mama en aan oma Kitty?”
Caro naait een theezakje met label voor mij met de thee die ik uitzoek. Ik wacht; het is best een klusje. Ik denk aan de rij die buiten staat te wachten. Vraag me af of ik moet zeggen welke tekst ik heb geschreven. Waarom die Earl Grey-thee betekenisvol is voor mij, mijn broer en zus. Of moet ik wachten tot Caro mij dat gaat vragen? Of gaat het helemaal niet om mij? Caro concentreert zich volledig op het naaien.
Het theezakje is klaar, ik ga naar buiten, de volgende is aan de beurt.
Aardbeving in Nepal
Caro: Mijn project begint eigenlijk al voor mijn studie bij IMAE. Ik ben twee en een half jaar geleden in Nepal, in Kathmandu, vanwege een stage. Ik ben net aangekomen en aan het uitzoeken hoe ik mijn stageadres zou moeten bereiken, als de aarde begint te schudden. Een enorm grote aardbeving. Ik ben alleen thuis en ren naar buiten. Ik zoek een veilige plek; huizen en muren storten in. We slapen vijf nachten in de tuin, ik lig met mijn gastgezin lepeltje-lepeltje, zo blijven we warm. Er worden liedjes gezongen voor de goden. Ik ben erg bang, de naschokken zijn angstaanjagend.
Nog niet eerder ervoer ik hoe breekbaar mijn leven is. Maar ook ervaar ik enorme opluchting en blijdschap. Om de mensen die zo saamhorig optrekken, elkaar hulp bieden en steun, die zo open omgaan met moeilijke omstandigheden, lijkt het. En dat ik er ben, dat ik leef, dat het leven zich in het hier en nu afspeelt, dat dit leven is.
Bij terugkomst merk ik dat vrienden het ingewikkeld vinden om me naar mijn ervaring te vragen. Ze weten niet wat ze moeten zeggen, snappen niet hoe het voelt en zijn bang iets te zeggen waar ik verdrietig van word. Ik ervaar hoe mensen vanuit heftige gebeurtenissen in verlegenheid schieten.
Er dient zich een thema aan: verlieservaringen en de dood
Na deze heftige ervaring in Nepal valt het me op dat een aantal goede vrienden een verlieservaring hebben doorgemaakt doordat een van hun ouders is overleden. Ik merk dat het best ingewikkeld is om naasten bij te staan in een moeilijke tijd. Hoe moet je troosten, wat kun je wel en niet zeggen? Ik durf het gesprek wel aan te gaan, maar wil ook graag de juiste vragen stellen. De dood, een verlieservaring en hoe je daar als naaste mee kunt omgaan, dat thema, dient zich eigenlijk vanzelf aan als focus voor mijn onderzoek bij IMAE.
Eerst doe ik onderzoek naar zelfeuthanasie. Ik spreek met organisaties als Stichting de Einder die hulp biedt bij zelfeuthanasie. Maar ook met organisaties die fel gekant zijn tegen de opvattingen van deze stichting, zoals de Stichting Schreeuw om Leven. Het is opmerkelijk in dit proces dat ik minder zwart-wit over euthanasie ben gaan denken. Ik vind het belangrijk dat mensen zelf kunnen beschikken over het leven en hulp daarbij is van belang, dat mensen een keuze hebben. Maar ik zie ook in dat het genuanceerder ligt dan je in eerste instantie denkt. Bijvoorbeeld dient de vraag zich aan of we niet meer tegen eenzaamheid moeten doen.
Bij IMAE ga je onderzoeken, je gaat maken, je gaat doen en reflecteert daar voortdurend op door middel van een artist journal, een soort dagboek
Ook voer ik een gesprek met mijn ouders. Zij hebben mijn oma de laatste maanden, tot haar dood, bij ons in de huiskamer verzorgd. Ik was vier en heb haar laatste weken van dichtbij meegemaakt. Veel mensen vroegen zich toen af of je een klein kind zo dicht bij de dood mag laten zijn. Ik ben blij dat mijn ouders dat niet bij me weg hebben gehouden.
Ik heb dat gesprek met mijn ouders zorgvuldig willen plannen. Met mijn zus erbij. Maar het interessante is dat het gesprek zomaar ontstaat als ik bij ze blijf hangen met een glas wijn. Dat toevallige, niet-geplande heb ik vastgehouden in mijn onderzoek.
Ik wil ook gesprekken met mijn vrienden voeren over het verlies van hun ouder, over de dood en de eenzaamheid en over de manier waarop de mensen om hen heen toen met hen omgingen. Welke vragen ze vervelend vonden, of lastig. Over dat mensen niet steeds zitten te wachten op een vraag of je nog verdrietig bent als je net met andere dingen bezig bent.
Ik vind dat ingewikkeld. Ik wil dat gesprek graag voeren, maar wil ook graag de juiste vragen stellen, het gesprek zonder ongemak voeren.
Kapotte kopjes (1)
Dan vertelt iemand mij over Sri Lanka en de gewoonte daar om de gast een kapot kopje te geven om uit te drinken. Dat wordt niet gezien als onbeleefd maar als een belangrijk gebaar, om stil te staan bij vergankelijkheid en daarmee het moment van nu te koesteren en de vreugde om samen tijd door te brengen.
Dat gebaar maakt indruk op me. Ik denk dat we in het Westen die tijdelijkheid vaak vergeten, dat veel mensen proberen te leven alsof de dood niet bestaat. Ik broed op manieren om dat kapotte-kopjes-ritueel een rol te laten spelen in de interviews met mijn vrienden.
Het idee: vragen over vragen
Bij IMAE ga je onderzoeken, je gaat maken, je gaat doen en reflecteert daar voortdurend op door middel van een artist journal, een soort dagboek. Ook heb je regelmatig gesprekken met een kritische tutor, en de groep medestudenten met wie je steeds uitwisselt. Door dit reflecteren realiseer ik me dat het gesprek met mijn ouders over mijn oma’s dood, dat bijna terloops ontstond, een belangrijk moment is. Daar ontstaat wat ik ‘de handigheid maken in het moment’ noem – iets waar ik me vervolgens op wil toeleggen. Ik wil niet gewoon mijn vrienden spreken over hun verlieservaring en de manier hoe anderen daar het beste mee om zouden kunnen gaan. Ik wil niet echt interviewen: dat ik de vragen stel en zij de antwoorden geven. Ik wil in het gesprek een andere, diepere laag aanboren.
Ik wil het juist graag hebben over welke vragen gesteld worden.
Dus ik maak kaartjes; ik ontwikkel een werkvorm waarin mijn vrienden en ik vragen opschrijven over vragen die ons gesteld worden, bijvoorbeeld welke vragen ons boos of verdrietig maken en waarom. Vervolgens beantwoorden we beiden die ‘vragen over de vragen’. Alle antwoorden komen op een stapel, we trekken een voor een kaart en praten over wat erop staat. Ten slotte schrijven we tips op voor onze naasten. Zo ontstaat een gelijkwaardige, eerlijke uitwisseling waarbij ik niet alleen de interviewer ben. Ik verzamel de briefjes met vragen. Die stapel wordt steeds groter.
Ik verzin eigenlijk een spelvorm waarin het gesprek veilig is en er een structuur in zit waardoor ik kan leren van de ander: hoe ik er voor die persoon kan zijn. Er ontstaan vragen over vragen. Ik denk dat dat werkt: niet direct vragen, maar ‘om het hoekje’ vragen.
Van voorstelling naar ritueel
Al deze interviews met ‘vragen over vragen’ doe ik nog met het idee dat ik een voorstelling ga maken over euthanasie, waarin ik mijn onderzoek kan verwerken. Ik heb beelden van een grote tafel met kapotte kopjes waaraan ik een voorstelling regisseer waarin de verzamelde verhalen verteld gaan worden.
Praten is altijd een belangrijk element van mijn werk, praten over dingen waarover je liever niet wil praten, omdat ik denk dat het helpt. Ik wil iets ontwikkelen dat helpt om iemand anders te ondersteunen. Ik kom tot de conclusie dat ik iets wil maken waardoor ik het gesprek kan faciliteren. Maar ik zoek nog naar de juiste vorm daarvoor.
Een van de vrienden die ik interview vraagt of ik tips kan opschrijven voor zijn vriend, wiens vader onlangs overleed. De tips, die wij samen maken, verzamelt hij om aan zijn vriend te geven. Die kan namelijk heel lastig omgaan met zijn verlies.
Dit is een belangrijk moment in mijn onderzoek: ik begrijp dat dit niet alleen voor mij een leerproces is. Dit is het moment waarop ik begrijp dat het geen grote voorstelling moet worden waar iedereen bij mag zijn. Maar dat het beter werkt als ik een intiemere setting bedenk waar de eigen ervaring centraal staat. Dit is het moment waarop ik me realiseer dat dit misschien een installatie wordt die ik voor deze mensen ga maken, in plaats van een tafel waar iedereen aan mag schuiven.
Ik verzin eigenlijk een spelvorm waarin het gesprek veilig is en er een structuur in zit waardoor ik kan leren van de ander: hoe ik er voor die persoon kan zijn
Kapotte kopjes (2)
Ik heb ondertussen een grote stapel met tips en briefjes met alle vragen uit de eerste gespreksronde. Daarmee ga ik nogmaals praten met de vrienden die een dierbare verloren. Ik vraag: Kun je een paar tips of vragen uitzoeken die het beste bij jou aansluiten? Ik vraag mijn vrienden een kopje uit te zoeken wat goed zou passen, of voor mij te omschrijven, zodat ik het tweedehands kan kopen. Ik neem die kopjes mee, en kralen en stiften. Ik vertel het verhaal van Sri Lanka. En dat ik graag een kopje wil geven naar aanleiding van het gesprek dat we de vorige keer hadden. Ik vraag of ze het kopje kapot willen maken en het vervolgens willen versieren. Zo gaan we aan het werk. En omdat je elkaar niet de hele tijd hoeft aan te kijken lijkt het praten makkelijker en losser te gaan.
Samen theedrinken
Ik heb dus de kapotte kopjes en de vragen. Maar zoek nog naar een manier om beide te verbinden. Het is een vriend, een theatervormgever, die me op het idee brengt van de theezakjes waarop de teksten en de vragen zouden kunnen komen.
We hebben een tussenpresentatie bij IMAE, je presenteert je werk, schrijft een kritisch essay met theorieën en vertelt over je ontwikkeling. Bij die tussenpresentatie zet ik de kopjes en de stapels met vragen neer; een van de vriendinnen die ik heb geïnterviewd wordt erdoor aangegrepen. Ze ziet het kopje dat ze versierde tijdens ons gesprek en realiseert zich dat haar moeder die dag jarig zou zijn geweest. Happy birthday Mom schrijft ze op het label van een theezakje.
Nu weet ik dat het goed is als ik het publiek ook zelf de labels van de theezakjes laat beschrijven.
Ik maak houten theedozen, met daarin twee kapotte, versierde kopjes en zes theezakjes met op de labels de vragen die we samen hebben uitgekozen, vragen die het beste bij hen aansluiten. Het zijn zeer persoonlijke dozen, gemaakt voor die ene vriend of vriendin. Die dozen krijgen ze van mij, om anderen te helpen om met hen over het verlies te praten. Vrienden geven terug dat ze het prettig vonden, die thee-kopjes-zakjes-sessies. Ze vinden het fijn dat er een gesprek wordt gevoerd waar tijd voor is. Ze bedanken me ook. Sommigen denken zo’n gesprek niet nodig te hebben, maar zijn toch blij dat het heeft plaatsgevonden.
Er zijn er ook die een herdenkingsplekje in hun huis voor de overleden ouder inrichten; de doos wordt daarin opgenomen.
Performance
Voor het afstuderen heb ik dit hele proces van zoeken, experimenteren en ontwikkelen van rituelen om ‘met het leven om te gaan’ vormgegeven in een expositie en een performance in een kleine ruimte, een soort kast. Ik voer daar mooie gesprekken, ook met mijn zus bijvoorbeeld. Ik kies ervoor om niet te vragen wat mensen op de labels schrijven, omdat ik ernaar streef dat mensen erover nadenken en gemotiveerd worden om het gesprek te voeren met mensen in hun omgeving. Het gaat er mij niet om dat ze daar met mij over praten. In zo’n klein hokje ontstaat een vacuüm tussen mij en de bezoeker. Ik naai ondertussen stug door aan het theezakje en laat de stilte gebeuren.
Een theedoos voor mijzelf
De performance is van belang om te delen met het publiek wat ik heb onderzocht en ontwikkeld. Maar de dozen met vragen en kopjes, de rituelen om anderen het gesprek over moeilijke onderwerpen te helpen voeren, zie ik als mijn belangrijkste werk. Ik weet nog niet precies hoe ik hiermee verderga. Eerst breng ik de gemaakte theedozen terug naar mijn vrienden.
Maar misschien moet ik ook eens een theedoos voor mezelf gaan maken. Ook ik mijn leven ervaar ik hoe belangrijk het is anderen er voor je te laten zijn. Doen zich situaties voor die me uit evenwicht brengen. Aan de ene kant ben je een individu met eigen behoeften en eigen belangen en uit je je verdriet op een strikt particuliere manier. Maar aan de andere kant ben je ook deel van een groep en wil je je verbonden weten.
Dat is waar mijn project en eigenlijk al mijn werk over gaat: hoe kun je samen alleen zijn?